Zoeken in
Zoeken in normen
3370 resultaten
7.1 Plaats van de stookruimte
7.1.1 Algemeen
Onderscheiden worden stookruimten voor:
a) met gasvormige brandstof (lichter of zwaarder dan lucht) gestookte toestellen;
b) met vloeibare brandstof gestookte toestellen;
c) met vaste brandstof gestookte toestellen.
7.1.2 Met gasvormige brandstof gestookte toestellen
Ten aanzien van de plaats van een stookruimte worden de volgende mogelijkheden onderscheiden
7.3 Materiaalgedrag bij brand en weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag
van de stookruimte
TOELICHTING Volgens de bouwregelgeving moet een stookruimte als brandcompartiment zijn uitgevoerd.
Daaruit vloeit voort dat aan de stookruimte eisen worden gesteld o.a. met betrekking
tot branddoorslag en brandoverslag naar andere ruimten. Hieraan wordt geacht te zijn
voldaan indien de stookruimte is uitgevoerd zoals hieronder vermeld.
7.3.1 Bestandheid van de omringende wanden tegen vrijkomende
7.3.1 Bestandheid van de omringende wanden tegen vrijkomende warmte
Vloeren, wanden en afdekkingen (plafonds) van een ruimte moeten ter plaatse waar door
hittestraling van het toestel en/of de afvoervoorziening, inclusief de aansluitleiding,
brandgevaar aanwezig is doordat de temperatuur hoger kan worden dan 90 °C, voldoen
aan klasse A1 of A1fl volgens
NEN-EN 13501-1.
7.4 Toegankelijkheid en vluchtroutes van stookruimten
Een stookruimte moet, vanwege veilige arbeidsomstandigheden, te allen tijde op een
veilige en gemakkelijke wijze kunnen worden bereikt en verlaten. De ruimte moet ten
minste één veilige uitgang hebben. De (vlucht)mogelijkheden vanaf elk toegankelijk
punt in de stookruimte naar de uitgang moet evenals de vluchtmogelijkheid buiten de
stookruimte een onbelemmerende doorgang hebben van minimaal 0,85
7.7 Verbrandingslucht en ventilatie voor een stookruimte
7.7.1 Algemeen
Een stookruimte moet een voorziening hebben voor voldoende luchttoevoer voor de verbranding.
Bovendien moet de ruimte voldoende worden geventileerd om de warmteafgifte van de
verbrandingsinstallatie naar de omgeving af te voeren. Tevens worden op deze wijze
geringe debieten aan gas van het stookgas of andere gevaarlijke gassen en/of dampen
afgevoerd.
De vereiste verbrandingsluchttoevoer
7.7.2.3 Instroomopeningen voor de luchtafvoer
Bij natuurlijke of mechanische luchttoevoer in combinatie met natuurlijke luchtafvoer
moeten de instroomopeningen voor de afvoer van de ventilatielucht zo hoog mogelijk
in de stookruimte zijn aangebracht, doch nergens lager dan ⅔ van de totale hoogte,
gerekend vanaf de vloer. Deze openingen moeten zo mogelijk via een stijgend kanaal
of stijgende leiding in verbinding staan met de buitenlucht.
7.8 Aanvullende eisen voor stookruimten voor verbrandingstoestellen gestookt met
gas zwaarder dan lucht
- De vloer van de stookruimte moet ten minste 30 cm boven het maaiveld zijn gelegen;
er mogen geen verdiepte gedeelten en/of schrobputjes zijn aangebracht.
- Ter waarborging van voldoende ventilatie moeten, gelijkmatig verdeeld over twee tegenover
elkaar liggende wanden, niet-afsluitbare ventilatieopeningen zijn aangebracht die
rechtstreeks met de buitenlucht verbinding geven. De onderkant
7.9 Aanvullende eisen voor stookruimten voor verbrandingstoestellen gestookt met
vloeibare brandstof
7.9.1 Algemeen
Onverminderd hetgeen in
7.5.2 ten aanzien van schrobputjes is gesteld, geldt voor met vloeibare brandstof gestookte
verbrandingstoestellen bovendien dat ze moeten zijn voorzien van een olie-afscheider.
Onder de toegangsdeur van de stookruimte moet een drempel van ten minste 3 cm hoogte
zijn aangebracht die vloeistofdicht op de vloer aansluit. Aan deze eis behoeft niet
te worden
7.9.1 Algemeen
Onverminderd hetgeen in
7.5.2 ten aanzien van schrobputjes is gesteld, geldt voor met vloeibare brandstof gestookte
verbrandingstoestellen bovendien dat ze moeten zijn voorzien van een olie-afscheider.
Onder de toegangsdeur van de stookruimte moet een drempel van ten minste 3 cm hoogte
zijn aangebracht die vloeistofdicht op de vloer aansluit. Aan deze eis behoeft niet
te worden voldaan indien
8.1 Algemeen
Onderscheiden worden:
a) cv-installaties;
b) separate warmtewisselaars;
c) leidingwaterinstallaties;
d) luchtbehandelingsinstallaties.
De proceszijdige beveiligingen bij gebouwgebonden installaties zijn dus beveiligingen
in het cv-leidingnet, het warmtapwaterleidingnet of in kanalen van luchtverwarmers.
OPMERKING 1 Over het algemeen is het voor deze leidingnetten
Zoeken in de website
23 resultaten
Termen & definities
U kunt alle termen en definities vinden in NPR 3378-0. Hier staan alle relevante zaken helder voor u uitgelegd.