Zoeken in
Resultaat verfijnen

Normen
Status
Filters wissen
Zoeken in normenFilter resultaten
3370 resultaten
NEN 3028 Norm
7.1   Plaats van de stookruimte
7.1.1   Algemeen Onderscheiden worden stookruimten voor: a) met gasvormige brandstof (lichter of zwaarder dan lucht) gestookte toestellen; b) met vloeibare brandstof gestookte toestellen; c) met vaste brandstof gestookte toestellen. 7.1.2   Met gasvormige brandstof gestookte toestellen Ten aanzien van de plaats van een stookruimte worden de volgende mogelijkheden onderscheiden
NEN 3028 Norm
7.3   Materiaalgedrag bij brand en weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van de stookruimte
TOELICHTING Volgens de bouwregelgeving moet een stookruimte als brandcompartiment zijn uitgevoerd. Daaruit vloeit voort dat aan de stookruimte eisen worden gesteld o.a. met betrekking tot branddoorslag en brandoverslag naar andere ruimten. Hieraan wordt geacht te zijn voldaan indien de stookruimte is uitgevoerd zoals hieronder vermeld. 7.3.1   Bestandheid van de omringende wanden tegen vrijkomende
NEN 3028 Norm
7.3.1   Bestandheid van de omringende wanden tegen vrijkomende warmte
Vloeren, wanden en afdekkingen (plafonds) van een ruimte moeten ter plaatse waar door hittestraling van het toestel en/of de afvoervoorziening, inclusief de aansluitleiding, brandgevaar aanwezig is doordat de temperatuur hoger kan worden dan 90 °C, voldoen aan klasse A1 of A1fl volgens NEN-EN 13501-1.
NEN 3028 Norm
7.4   Toegankelijkheid en vluchtroutes van stookruimten
Een stookruimte moet, vanwege veilige arbeidsomstandigheden, te allen tijde op een veilige en gemakkelijke wijze kunnen worden bereikt en verlaten. De ruimte moet ten minste één veilige uitgang hebben. De (vlucht)mogelijkheden vanaf elk toegankelijk punt in de stookruimte naar de uitgang moet evenals de vluchtmogelijkheid buiten de stookruimte een onbelemmerende doorgang hebben van minimaal 0,85
NEN 3028 Norm
7.7   Verbrandingslucht en ventilatie voor een stookruimte
7.7.1   Algemeen Een stookruimte moet een voorziening hebben voor voldoende luchttoevoer voor de verbranding. Bovendien moet de ruimte voldoende worden geventileerd om de warmteafgifte van de verbrandingsinstallatie naar de omgeving af te voeren. Tevens worden op deze wijze geringe debieten aan gas van het stookgas of andere gevaarlijke gassen en/of dampen afgevoerd. De vereiste verbrandingsluchttoevoer
NEN 3028 Norm
7.7.2.3   Instroomopeningen voor de luchtafvoer
Bij natuurlijke of mechanische luchttoevoer in combinatie met natuurlijke luchtafvoer moeten de instroomopeningen voor de afvoer van de ventilatielucht zo hoog mogelijk in de stookruimte zijn aangebracht, doch nergens lager dan ⅔ van de totale hoogte, gerekend vanaf de vloer. Deze openingen moeten zo mogelijk via een stijgend kanaal of stijgende leiding in verbinding staan met de buitenlucht.
NEN 3028 Norm
7.8   Aanvullende eisen voor stookruimten voor verbrandingstoestellen gestookt met gas zwaarder dan lucht
- De vloer van de stookruimte moet ten minste 30 cm boven het maaiveld zijn gelegen; er mogen geen verdiepte gedeelten en/of schrobputjes zijn aangebracht. - Ter waarborging van voldoende ventilatie moeten, gelijkmatig verdeeld over twee tegenover elkaar liggende wanden, niet-afsluitbare ventilatieopeningen zijn aangebracht die rechtstreeks met de buitenlucht verbinding geven. De onderkant
NEN 3028 Norm
7.9   Aanvullende eisen voor stookruimten voor verbrandingstoestellen gestookt met vloeibare brandstof
7.9.1   Algemeen Onverminderd hetgeen in 7.5.2 ten aanzien van schrobputjes is gesteld, geldt voor met vloeibare brandstof gestookte verbrandingstoestellen bovendien dat ze moeten zijn voorzien van een olie-afscheider. Onder de toegangsdeur van de stookruimte moet een drempel van ten minste 3 cm hoogte zijn aangebracht die vloeistofdicht op de vloer aansluit. Aan deze eis behoeft niet te worden
NEN 3028 Norm
7.9.1   Algemeen
Onverminderd hetgeen in 7.5.2 ten aanzien van schrobputjes is gesteld, geldt voor met vloeibare brandstof gestookte verbrandingstoestellen bovendien dat ze moeten zijn voorzien van een olie-afscheider. Onder de toegangsdeur van de stookruimte moet een drempel van ten minste 3 cm hoogte zijn aangebracht die vloeistofdicht op de vloer aansluit. Aan deze eis behoeft niet te worden voldaan indien
NEN 3028 Norm
8.1   Algemeen
Onderscheiden worden: a) cv-installaties; b) separate warmtewisselaars; c) leidingwaterinstallaties; d) luchtbehandelingsinstallaties. De proceszijdige beveiligingen bij gebouwgebonden installaties zijn dus beveiligingen in het cv-leidingnet, het warmtapwaterleidingnet of in kanalen van luchtverwarmers. OPMERKING 1 Over het algemeen is het voor deze leidingnetten
Zoeken in de websiteFilter resultaten
23 resultaten
Pagina
Termen & definities
U kunt alle termen en definities vinden in NPR 3378-0. Hier staan alle relevante zaken helder voor u uitgelegd.